De snelste weg van punt A naar punt B mag dan een rechte lijn zijn, meestal is het niet de meest leuke weg. De beste fietsritten bevatten veel draaien en keren en heerlijke langlopende bochten om in te hangen. Dus is het goed om te weten hoe je het beste kunt sturen, want dat gaat op een fiets toch iets anders dan in een auto.
Een bocht doorsturen op een fiets doe je meer met je lichaam dan met je handen en stuur, want sturen gaat voornamelijk door al hangend de fiets in de juiste richting te leiden. Je kan dit zelfs zien zonder dat je op je fiets zit. Loop naast je fiets in een rechte lijn, waarbij je alleen het zadel vasthoudt en leun de fiets vervolgens een kant op. Zie wat er gebeurt – hij draait. Vlakke, eenvoudige bochten vereisen weinig meer dan een kleine draai aan het stuur en het leunen van lichaam en fiets. Als de bochten steiler worden (in een afdaling), vereist je techniek echter iets meer finesse.
Om scherpe bochten als een prof te kunnen nemen, zal je een techniek genaamd tegensturen moeten aanleren, wat zoveel betekent dat je de fiets een klein beetje de kant op stuurt waar je niet heen wilt gaan, voordat je je fiets in de juiste richting leidt. Klinkt ingewikkeld, maar zodra je het probeert zal je zien hoe eenvoudig het is. Om jezelf een beeld te vormen: stel je voor dat je een snelle, scherpe bocht naar rechts wilt maken. Als je de bocht nadert, stuur een heel klein beetje naar links. Automatisch leun je naar rechts om je balans te houden. Zodra je naar rechts leunt, stuur je je fiets ook naar rechts en rond je de bocht.
Tips & Tricks
Hier zijn nog een aantal tips om je soepel door bochten te laten gaan.
1. ZIT LAAG
Het voelt veiliger en zekerder met sturen als je in scherpe bochten je zwaartepunt laag houdt. Dat betekent dat je onderin de beugel zit (het laagste deel van je stuur van een traditionele racefiets) of bij een ander stuur je ellebogen knikt en je bovenlichaam naar beneden duwt. Door een lager zwaartepunt is de middelpuntvliedende kracht ook minder sterk.
2. RIJ ONTSPANNEN
Aangezien je met je hele lichaam stuurt, moeten je heupen, voeten, handen en bovenlichaam vrij zijn om te bewegen. Dat betekent dat je moet ontspannen! Als je alles aanspant zullen je armen zich strekken en zal je uiteindelijk door de bocht heen worstelen. Zodra je een bocht nadert, vertel jezelf om je handen en armen te ontspannen, zodat je een stevige – maar niet met witte knokkels – greep van je stuur en een ontspannen bovenlichaam hebt. Je ellebogen moeten gebogen zijn.
3. MINDER VAART VOOR EEN BOCHT
Je remmen gebruiken zorgt ervoor dat je fiets rechtop komt en rechtdoor wil. Dat is niet wat je wilt zodra je in de bocht bent. Zorg ervoor dat je het meeste remwerk, of eigenlijk alles, al gedaan hebt voor je de bocht ingaat, zodat je met een minimum aan remmen door de bocht kunt rollen. Om dit te doen, knijp je remmen gelijkmatig in (zodanig dat je remblokken eerst heel licht de velg raken) als je de bocht nadert. Als je lichaam naar voren schuift, knijp je te hard. Laat de remmen dan los op het moment dat je instuurt rem alleen weer gelijkmatig als dit nodig is.
4. HOUD DRUK OP JE PEDALEN
In scherpe bochten zorg je dat je wielen stevig op de weg blijven rollen (en je dus niet gaat schuiven), door gewicht op je wielen te houden. Verleng je buitenste been en druk heel stevig op het pedaal, terwijl je lichtjes naar beneden op het stuur drukt met je binnenste hand. Dit zorgt ervoor dat je grip houdt als je een bocht neemt.
5. KIJK WAAR JE HEEN GAAT
Je fiets volgt je ogen, net zoals je lichaam je ogen volgt. Zorg er dus voor dat je door een bocht heen kijkt naar het punt waar je naartoe gaat. Net als in de auto. Let op wat sommige profs het derde oog noemen (je navel). Die moet ook "kijken" (richten) naar het punt waar je heen gaat, omdat het ervoor zorgt dat je heupen en bovenlichaam je door de bocht heen tillen. Onthoud: je stuurt met je volledige lichaam. Dus richt je ogen, kin, navel en schouders in de richting van waar je naartoe wilt en de rest gaat mee.